-Antorin, westertoren-
-15 Mei-
-Ochtend-
(Quinn)
Ik krijg de magiër nog niet omhoog met al mijn kracht, als er niet snel iets zou gebeuren zouden we allebei hier sterven. Dit is geen eervolle plek om te sterven, bedolven onder rotsblokken.
Maar plots voel ik de magiër loskomen van de grond, en als ik opzij kijk zie ik een ander. Ook een meisje, niet veel ouder dan ik, ondersteund de andere kant van de magiër. We spreken niet –dat hoeft niet in zo’n situatie– en lopen richting de kelder. Daar zullen we veilig zitten, veilig voor de rotsblokken.
‘Maar hoe komen we daar ooit weer uit?’ Denk ik wanhopig als we de trap afdalen. Ik druk de gedachte weg, er zijn nu belangrijkere dingen te doen. Het is nu een moment van leven of sterven, en ieder van ons kiest voor leven.
Eenmaal beneden aangekomen leggen we allebei de magiër op de grond. Ze ziet er erg verzwakt uit en ze rilt van uitputting en kou. Dan zie ik dat het ander meisje vol genegenheid haar vest over de magiër uitspreidt, en dan realiseer ik me dat ik een dikke, warme, mantel om heb hangen. Voorzichtig maak ik hem los en leg hem voorzichtig op haar hevig rillende lichaam. Langzaam, langzaam, begint ze rustiger te ademen en houdt ze op met rillen. Ze lijkt weg te zakken in een rustige slaap.
‘Hallo… ik ben Quinn…’ Zeg ik aarzelend om de stilte tussen ons te verbreken. Nog steeds zit de herinnering aan de gebeurtenis bovenin de toren in mijn geheugen gegrift, maar dankzij de plotselinge paniek vanwege de instortende toren was ik het bijna vergeten. Tot nu.
'Ik heet Myr.' Reageert het andere meisje, haast net zo aarzelend als ik. Wat wil je, in zo'n vreemde situatie?
Water druppelt langs de wanden, de kelder is lichtjes verlicht met enkele flakkerende olielampen aan het plafond. Ik kan de muren niet zien, we zitten in een lichtbel middenin pure duisternis. Het voelt bijna als een andere wereld, of een scene uit een boek. Surrealistisch, voelt het, zoals ik hier nu zit. Ik adem diep in, de lucht is vochtig en zwaar. Ik ruik de geur van vermolmd hout, en mos. Zouden we hier ooit nog uit komen?
((OC: Laura... uhhh... je slaapt niet echt oke? Want ik weet niet of "slapen" telt als "bewusteloos". Lijkt me vreemd... maar toch...)
-15 Mei-
-Ochtend-
(Quinn)
Ik krijg de magiër nog niet omhoog met al mijn kracht, als er niet snel iets zou gebeuren zouden we allebei hier sterven. Dit is geen eervolle plek om te sterven, bedolven onder rotsblokken.
Maar plots voel ik de magiër loskomen van de grond, en als ik opzij kijk zie ik een ander. Ook een meisje, niet veel ouder dan ik, ondersteund de andere kant van de magiër. We spreken niet –dat hoeft niet in zo’n situatie– en lopen richting de kelder. Daar zullen we veilig zitten, veilig voor de rotsblokken.
‘Maar hoe komen we daar ooit weer uit?’ Denk ik wanhopig als we de trap afdalen. Ik druk de gedachte weg, er zijn nu belangrijkere dingen te doen. Het is nu een moment van leven of sterven, en ieder van ons kiest voor leven.
Eenmaal beneden aangekomen leggen we allebei de magiër op de grond. Ze ziet er erg verzwakt uit en ze rilt van uitputting en kou. Dan zie ik dat het ander meisje vol genegenheid haar vest over de magiër uitspreidt, en dan realiseer ik me dat ik een dikke, warme, mantel om heb hangen. Voorzichtig maak ik hem los en leg hem voorzichtig op haar hevig rillende lichaam. Langzaam, langzaam, begint ze rustiger te ademen en houdt ze op met rillen. Ze lijkt weg te zakken in een rustige slaap.
‘Hallo… ik ben Quinn…’ Zeg ik aarzelend om de stilte tussen ons te verbreken. Nog steeds zit de herinnering aan de gebeurtenis bovenin de toren in mijn geheugen gegrift, maar dankzij de plotselinge paniek vanwege de instortende toren was ik het bijna vergeten. Tot nu.
'Ik heet Myr.' Reageert het andere meisje, haast net zo aarzelend als ik. Wat wil je, in zo'n vreemde situatie?
Water druppelt langs de wanden, de kelder is lichtjes verlicht met enkele flakkerende olielampen aan het plafond. Ik kan de muren niet zien, we zitten in een lichtbel middenin pure duisternis. Het voelt bijna als een andere wereld, of een scene uit een boek. Surrealistisch, voelt het, zoals ik hier nu zit. Ik adem diep in, de lucht is vochtig en zwaar. Ik ruik de geur van vermolmd hout, en mos. Zouden we hier ooit nog uit komen?
((OC: Laura... uhhh... je slaapt niet echt oke? Want ik weet niet of "slapen" telt als "bewusteloos". Lijkt me vreemd... maar toch...)