(even een terugblik naar gisteren omdat k daar nog een hele hoop moet doen
)
-13 mei-
-Genezersgilde-
-namiddag-
Ik merk dat de genezing aanslaat, de man doet langzaam zijn ogen open.
Ricai, komt net binnenlopen en ik zie opluchting in haar ogen.
Vreemde combinatie met die altijd aanwezige vonk.
'Is het gelukt?' vraagt ze.
Ik antwoord: 'Jawel mevrouw, het kostte me behoorlijk wat energie, maar het lijkt erop dat de ziekte genezen is. Hij zal nog een paar dagen rust moeten houden en goed moeten drinken, maar dan kan hij zelfs weer aan de slag met zijn werk'
Ik voel me vermoeid en mijn maag begint opeens te knorren.
Ricai zegt: 'Ach, wat onbeleefd van mij' en ze loopt naar de keuken.
Een paar minuten later komt ze terug met een dampende schaal met stoofpot.
Een stoofpot heeft mij zelden zo goed gesmaakt, ik moet wel tot laat in de middag bezig zijn geweest met de genezing.
Als ik mijn kom bijna leeg heb vraag ik: 'Vrouwe, is deze man een bekende van u?'
Ricai:'jazeker, hij is mijn broer'
Ik: 'vandaar de dankbaarheid, ik dacht al, dit is niet zomaar een dorpsgenoot, ik raad u aan om uw emoties wat meer te verbergen'
Ricai: 'Ja, misschien is dat wel een goed plan, als ik dat eerder had gedaan...' ze zakt weg in een herrinnering.
ik laat haar en eet mijn kom verder leeg.
Ik zie dat ze ook een stuk brood op tafel had gezet, dat eet ik ook op.
Ik zeg: 'vrouwe Ricai, het wordt al laat, ik denk dat ik maar moet gaan.'
Ricai schrikt op uit de herrinnering en zegt: 'ja, ja, is goed. U bent bij deze trouwens toegelaten in het genezersgilde, u bent welkom in de gildehut, deze staat een paar huizen verderop. Hier brengen we langdurig zieken normaal onder. Hier kunt u ook de rest van de leden ontmoeten. Sommigen zijn nogal achterdochtig, maar als u samen met mij er heen gaat dan zal ik het ze uitleggen, mij vertrouwen ze wel'
Ik bedank Ricai voor het eten, en zij antwoord dat ik gek ben dat ik niet meer heb gevraagd hier voor, maar dat ze me dankbaar is.
Ik neem afscheid en zeg dat ik een dezer dagen graag de andere gildeleden wil ontmoeten.
-avond herberg Antorín-
Als ik de herberg binnenloop zwaait de waard naar mij en wenkt me.
'Kunt u lezen, heer?' vraagt de waard.
'Uhm, ja hoor, hoezo?' vraag ik.
'Ik heb een brief voor u van Darren'
Verbaasd neem ik de brief aan en bedank ik de waard.
Ik loop naar mijn kamer en open de brief, interessant, ik berg de brief goed op en kijk naar buiten, het is echt al avond nu, ik besluit toch nog even naar het bos te gaan.
Ik loop het bos in, volgens de beschrijving in de brief.
(Tref ik Darren daar?)
Nadat ik een tijdje bij het hol ben gebleven loop ik weer terug naar de herberg en ga direct naar mijn kamer, sluit af, en val snel in slaap. (ik blijf ook even om te mediteren als ik Darren niet aantref)
-14 mei-
-ochtend-
Ik word wakker van iemand die staat te preken over bandieten en met een groepje op heb wil jagen.
Het interesseert me niet heel veel, ik ben geen premie-jager ofzo.
Ik loop naar beneden en krijg van de waard weer een ontbijt aangeboden.
'Beste man, ik moet wel gaan betalen nu, anders gaat u failliet.' zeg ik
Waard: 'ach welnee, zonder u en Darren was ik al failliet geweest, neem dit ontbijt aan, u heeft al betaald voor de 2 nachten slapen'
Ik verbaasd: 'Oh? ik had toch maar voor 1 nacht betaald?'
Waard: 'Darren heeft de 2e nacht betaald, hij zij dat hij had gehoord dat u beroofd was'(kan wel toch?)
Ik: 'ach, dat kan ik niet aannemen, dan betaal ik wel voor zijn volgende nacht, ik ben mijn beurs tenslotte niet kwijt, en die is nog redelijk gevuld'
Ik pak mijn beurs en haal er 8 koperstukken uit, voor de nacht voor mij en voor Darren.
'4 koperstukken per nacht toch?' vraag ik.
Waard: 'Jawel, u heeft niet zo'n dure kamer en u bent een behulpzame gast. Ik heb eigenlijk recent mijn prijs verhoogd, maar u als oude klant en als behulpzame man ga ik dat niet vragen.' Hij kijkt me streng aan: 'Nee, ik neem het ook niet aan.'
ik: 'Goed dan, bedankt.'
Ik denk: wat een vriendelijke mensen eigenlijk hier, raar dat hier zo veel gestolen wordt.
Ik zoek een tafel waar de waard me straks mijn ontbijt kan komen brengen, ik zie een lange man met een grote hamer en een kruisboog.
Ik loop naar hem toe en zeg:'welkom hier, u bent ook nieuw, ik ben hier pas een paar dagen, wilt u met mij uw ontbijt genieten misschien?' in een plotselinge opwelling van vriendelijkheid.
De vriendelijke sfeer veranderd me.